‘We gaan vooruit en we zijn er nog niet’

“We boeken voortgang” en “We zijn er nog niet.” Uit monden van diverse sprekers van gemeentebesturen, de ambtelijke organisaties en consortia van jeugdhulpaanbieders waren deze uitspraken afgelopen donderdag diverse keren te horen.

Dat gebeurde tijdens een bijeenkomst van raadsleden uit de regio’s Zuid-Kennemerland en IJmond. Eén van de deelsessies ging over de stand van zaken bij hulp aan jeugdigen met meerdere en vaak complexe problemen. Die hulp wordt verzorgd door vier consortia die samen ‘perceel 1’ vormen. Ze zijn goed voor bijna driekwart van het totale budget voor jeugdhulp.

Enkelvoudige jeugdhulp

Sommige raadsleden waren vooral nieuwsgierig naar de ontwikkelingen bij de enkelvoudige jeugdhulp, ook wel perceel 2 genoemd. Dat bleek uit de vragen aan het slot van de sessie. Het ging er wel zijdelings over, al was het maar omdat gemeenten en hulpaanbieders zo nu en dan worstelen met de vraag of een hulpvrager nu bij het ene of het andere perceel hoort.

Dat de belangstelling voor jeugdhulp bij lokale volksvertegenwoordigers groot is, bleek wel uit de opkomst. Het zaaltje in een Haarlems hotel bleek zowat te klein voor de ruim zestig aanwezigen. Ze hoorden openhartige betogen en presentaties, onder meer van wethouder Bas van Leeuwen van Haarlem. “Het gaat niet goed met onze jeugd”, opende hij de bijeenkomst. Om er aan toe te voegen “dat het met onze samenleving sowieso minder goed gaat”.

Kwesties

Voor wat betreft de jeugdhulp kan worden gesteld dat de nieuwe aanpak werkt, maar dat de start moeizaam was (Ellen Keuter van consortium Sparq: “We moesten meteen met hulpverlening aan de slag toen de consortia nog vorm moesten krijgen”) en dat er ook nu nog veel te doen is. De meest nijpende problemen, aldus projectleider Rob van Lieshout van perceel 1: wachttijden, de samenwerking jeugdhulp met onderwijs, de afbakening van wat jeugdhulp is en wat niet en het feit dat het nog onvoldoende lukt het streven ‘Zo thuis mogelijk’ te realiseren.

Binnen perceel 1 wordt gewerkt aan een ontwikkelplan waarmee deze ‘kwesties’, zoals Van Lieshout ze noemde, de komende jaren worden aangepakt. Feit is dat ze op de korte termijn geen soelaas bieden. Daarom zijn er al extra maatregelen genomen, waaronder de garantie dat dreigende onveiligheid direct leidt tot actie.

Verder wordt op korte termijn scherper bezien of jeugdhulp voor een doorverwezen jeugdige wel de beste optie is. Sowieso is er aandacht voor de afbakening: wat hoort bij jeugdhulp, wat bij opvoeders en wat bij basisvoorzieningen? Daarnaast is er aandacht voor de uitstroom: er zijn meer voorzieningen nodig op het gebied van Wmo, zoals beschermd wonen. Vertegenwoordigers van consortia, gemeenten en samenwerkingsverbanden van scholen werken aan concrete acties om de inzet van jeugdhulp op scholen snel op peil te brengen.

Hervormingsagenda

Volgens Keuter is er al voortgang geboekt. “De samenwerking van consortia met gemeenten en tussen consortia onderling wordt steeds beter”, vertelde ze de raadsleden. Voor de gemeenten van die raadsleden is er ook nog een hoop te doen. Zo staan ze aan de lat om enkele opgaven uit te voeren, die voortkomen uit de landelijk vastgestelde Hervormingsagenda Jeugd 2023-2028. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van stevige lokale teams, het versterken van de regionale samenwerking en de verdere afbouw van residentiële voorzieningen. En hoewel de vervangende ondersteuning van deze jeugdhulp met verblijf niet per se goedkoper is, mogen de zeven gemeenten vanaf 2027 wel zo’n € 19,4 miljoen bezuinigen. Dat is bedacht omdat in de Hervormingsagenda staat dat de plannen leiden tot een besparing van € 1 miljard.. “Dat wordt spannend’, bekende Anouk Holleman, beleidsadviseur jeugdhulp voor de gemeenten Haarlem en Zandvoort.